In Biarritz loop ik de geest van Vladimir Nabokov achterna. Als kind bracht hij drie lange zomers in die chique badplaats door, samen met zijn ouders, broers, zussen en vier uit Rusland meegereisde bedienden. Nu ik er zelf voor het eerst ben, is de zomer voorbij. Vandaag stormt het zelfs en slaan metershoge, woeste golven stuk op la Grande Plage, het grote strand voor het Casino, waar toeristen onder een luifel hun champagne en whisky drinken.
In de beschutte omgeving van een klein visrestaurant in de haven lees ik hoofdstuk zeven uit Speak, Memory, Nabokovs in 1967 verschenen autobiografie over de eerste 41 jaar van zijn leven. Het is een van de mooiste boeken die ik ken. Niet alleen door wat hij vertelt over zijn jeugd in een schatrijke aristocratische familie in Sint-Petersburg en zijn jaren als arme vluchteling in Berlijn en Parijs na de revolutie van 1917, maar ook door de speelse manier waarop hij zijn herinneringen aan een verloren tijd probeert op te roepen.
Alleen al zijn beschrijving van de reis in 1909 met de luxueuze Nord-Express, die Sint-Petersburg met Parijs verbond, fonkelt als een gepolijste diamant. Nabokov herinnert zich de weerspiegeling in het coupéraam van de zilveren sloten van zijn moeders varkensleren reistas. Aan de hand van die ervaring en de kostbare inhoud van die tas vertelt hij in een alinea het lot van zijn familie, die na 1917 alles verloor wat ze bezat.
Een onvergetelijke passage over die vakantie in het Biarritz van 1909 gaat over de verliefdheid van de tienjarige Vladimir op het Franse meisje Colette. Hij ontmoette haar tijdens het spelen op het strand en meende dat zij zijn grote liefde was. Colette had een hondje, waarvan Nabokov zich jaren later de naam niet meer herinnert. Maar als hij terugdenkt aan de ‘penhouder van meerschuim met in het siergedeelte een nietig kristallen kijkgaatje’, die hij als souvenir mee terug naar Rusland had genomen, perst hij die naam uit zijn geheugen. En dan lees je, in de mooie vertaling van Rien Verhoef: ‘... en triomfantelijk, langs die verre stranden, over het glanzende avondzand van het verleden, waar elke voetafdruk zich vult met het water der zonsondergang, daar komt hij, daar komt hij, echoënd en galmend: Floss, Floss, Floss!’ Alleen al om zo’n zin houd ik van Nabokov en herlees ik Speak, Memory om de paar jaar. Daarom sta ik nu ook in die storm op dat strand om Vladimir en Colette voor me te zien, spelend met een zeester, waarna zij hem een kus op zijn wang geeft en hij ‘kleine stouterd’ tegen haar zegt.
Tijdens zijn terugreis naar Rusland zou Vladimir Colette nog een keer zien, om haar vervolgens te vergeten. Veertien jaar later zou Véra Slonim, een Russisch-Joodse vluchtelinge uit Sint-Petersburg, zijn échte grote liefde worden
De schrijver Martin Amis bezocht Véra vier jaar na de dood van haar man in 1977 in het Zwitserse Montreux. Na het financiële succes van Lolita waren de Nabokovs daar in 1961 in het deftige Montreux Palace Hotel neergestreken. In Amis’ essaybundel Visiting Mrs Nabokov staat een reportage over die ontmoeting. Uit alles blijkt dat het echtpaar, na twintig jaar in de VS te hebben gewoond, niet alleen naar Europa was teruggekeerd om samen met hun zoon Dmitri het vroegere, Russische werk in het Engels te vertalen en het Engelse in het Russisch (voor de samizdat), maar ook om het levensgevoel van 1909 opnieuw te ervaren. Met Speak, Memory als overweldigend hoogtepunt.