Foto: ANP
Door het importverbod van China mag behalve rund- en schapenvlees uit Nederland, ook geen sperma van runderen meer verscheept worden vanwege de verspreiding van het blauwtongvirus. Dat is een belangrijk exportproduct voor de sector in Nederland en kan mogelijk veel geld gaan kosten.
Het is nog niet bekend hoe groot deze schade precies is. “Maar het zijn dure producten. Dit kan aardig in de papieren gaan lopen”, zegt Helma Lodders, voorzitter van Vee&Logistiek Nederland.
Het importverbod voor herkauwende dieren en producten die daarvan worden gemaakt is volgens haar schadelijk voor heel de sector. Nieuwe afzetmarkten zijn lastig te vinden, want landen zijn “heel kritisch op het ontvangen van levende producten.” Er worden overigens geen levende dieren vanuit Nederland naar China geëxporteerd, dus op dat vlak wordt de veesector niet geraakt.
Ondertussen zijn in Nederland op zeker 2500 veebedrijven besmettingen met blauwtong officieel vastgesteld. Lodders denkt echter dat de werkelijke aantallen vele malen hoger liggen. “Niet alles wordt meer bijgehouden. Het is geen doen om alle dieren te onderzoeken”, stelt de voorzitter.
De ziekte is volgens haar een groeiend drama. “Er sterven op dit moment per dag meer dan duizend dieren. Vooral schapen, maar we zien het inmiddels ook bij koeien. De ziekteverschijnselen zijn heel heftig”, aldus Lodders van de brancheorganisatie.
Vooral voor schapenhouders is het desastreus. “Nu zouden de ooien, de vrouwelijke schapen, gedekt moeten worden. Maar als ze ziek zijn dan worden ze niet gedekt. Je ziet de ziekte ook opduiken bij de rammen, die zijn onvruchtbaar als ze ziek zijn. Volgend jaar zullen er dus veel minder lammetjes geboren gaan worden”, legt de voorzitter uit.
Ook bij runderen zijn de ziekteverschijnselen zeer ernstig. “Ze hebben veel pijn en geven minder melk. Ze worden allemaal behandeld door dierenartsen. En het is één groot drama voor de mensen op de boerderij. De mentale schade bij de boeren en behandelaren is echt enorm. Wij moeten zelfs mensen doorverwijzen naar de hulpverlening.”