Door Eindhovens Dagblad/Lucas van Houtert
Dreigende schuldeisers? Pijnlijke faillissementen? Terwijl landelijke ketens als Shoeby, BCC en Vero Moda midscheeps worden geraakt, lijkt de echte dorpswinkel immuun voor economische malaise. Zoals in Bergeijk, bij de winkel van de zusjes Franken.
Dit artikel is afkomstig uit het Eindhovens Dagblad. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Huurprijzen van 500 euro per vierkante meter per jaar? In de Eindhovense binnenstad betaal je het grif. "Maar voor een winkel als de onze is dat niet op te brengen", weet Anne Franken meteen. Het kan de Bergeijkse, met 55 jaar de oudste van de twee, niet boeien. Wie net als Franken al heel lang op dezelfde plek zit, is inmiddels gewoon eigenaar van de zaak.
Dure hypotheek? "We hebben een jaar of twintig geleden een heel grote verbouwing gehad, en daarna kwam de kredietcrisis", herinnert haar zus Noor (52) zich. "Toen hebben we besloten dat we hoe dan ook in vijf jaar tijd de hele lening wilden terugbetalen." De broekriem ging strakker dan strak, maar sindsdien lopen ze de bank lachend voorbij. Zonder ook maar een cent te lenen, kunnen ze elke vier jaar een hoek van de winkel vernieuwen.
Geen winkelbel, want de deur staat gewoon open
Kijk, dat is lekker ondernemen in de dorpswinkel. Dorpswinkel? Anne kijkt vies. "Daar krijg ik een stoffig gevoel bij... Trouwens, onze klanten komen niet alleen uit het dorp, maar uit een gebied met een straal van 25 kilometer."
Nee, stoffig kun je Franken-Kleding midden in Bergeijk niet noemen, ook al is het meer dan 150 jaar geleden dat over- overgrootvader Zjang Dereijks met de platte wagen vanuit Weert neerstreek op 't Hof. Er klingelt geen bel als de winkeldeur open gaat. Want die staat al open en biedt toegang tot een ruime en levendige kledingwinkel. Die een al even levendige Instagram- en Facebook-pagina heeft, met bij elkaar opgeteld zo'n negenduizend volgers. Dáár maken ze het verschil mee, vinden de zussen zelf: altijd blijven vernieuwen.
Noor: "Met alle pieken en dalen in de economie kun je wel iets. Ook een dal is een kans. Van corona werden we helemaal hyper." Ze gaven het online-publiek een kijkje in de winkel. Letterlijk. Anne: "Elke dag om twaalf uur gingen we live op internet. Zagen mensen hier twee collega's staan die gewoon begonnen te kletsen. En kleding verkochten. In het begin keken er vijftig mensen, dat werden er een paar honderd."
Volop verkocht in coronatijd
Noor: "Ze gingen niet meer lunchwandelen, ze gingen 'even naar de live' kijken." Anne: "Het belangrijkste was de humor, dat we er zelf lol in hadden. En we verkochten volop: het hele team was aan het werk, niemand zat thuis." In coronatijd hè, zegt ze er nog maar eens bij.
We zitten in de piepkleine kantine achter in de winkel. Aanrechtje, tafel voor vier personen en een notitiebord aan de muur met daarop een klein briefje geplakt: 'Medewerkers zijn het toverdrankje van de detailhandel.' De zussen barsten in lachen uit. Maar het is wel zo, beamen ze als ze uitgelachen zijn. "In die zin zijn we wel een echte dorpswinkel", zegt Noor. Anne: "Als ik een winkel in de stad binnenstap, is er bijna geen verschil met kopen via de website. Je wordt nauwelijks geholpen."
Dat gaat in Bergeijk anders. Kom je een nieuwe outfit kopen voor je sollicitatie, dan krijg je de volgende keer de vraag hoe het is gegaan. Of hoe de begrafenis was, of de bruiloft. Als de klant dat wil natuurlijk, tekent Noor aan.
Dat kan alleen omdat alle dertien personeelsleden in vaste dienst zijn. "Al die nulurencontracten in de detailhandel en de horeca", foetert Anne. "Dan zeg je eigenlijk tegen je werknemers dat je geen interesse in ze hebt." De verkoopsters - soms al 30 jaar bij Franken - worden betrokken bij de inkoop, de inrichting, de marketing. Er is nauwelijks verloop, zelfs studenten die het erbij doen, blijven hun hele studietijd meedraaien. "Voor de klanten is dat vertrouwen, hè."
Er zijn natuurlijk ook nadelen, toch? O? De wenkbrauwen van de zussen gaan omhoog. Die hebben ze zelf nog niet kunnen ontdekken. Maar kunnen ketens dan niet veel groter en dus goedkoper inkopen? Klopt, beamen ze. Zo groot dat ze kleren zelf ontwerpen en laten fabriceren in fabrieken in India of Turkije. Maar dat betekent ook dat ze een logistiek centrum moeten hebben, en eigen ontwerpers. En ze moeten provisie afstaan aan de freelancers. Noor: "Wij wijzen gewoon aan wat we willen, en dat kopen we in."
Wat zijn de verschillen?
Omdat ze lokaal zijn, kan Franken weer makkelijk rekening houden met de kledingsmaak in Bergeijk en omstreken. Want ja, de modemarkt kent wel degelijk lokale verschillen. "Hawaïhemden verkopen in Bergeijk? Een paar misschien", zegt Anne. "Terwijl ze in Rotterdam als warme broodjes over de toonbank gaan." Hier graag minder bloot, minder groot (qua print) en kortere scheuren in de broek.
Brabanders zijn kleiner dan Groningers, dat trouwens meer kerkdorpen heeft en dus ook meer 'momenten' als kerkdiensten en dorpsfeesten. Dus: hier verkoop je minder feestelijke kleding. We dragen minder nylon dan Randstedelingen. Liever wol of katoen, ton sur ton en fijne details. De zussen schudden het zo uit hun mouw. Noor: "Als wij in Amsterdam inkopen, vinden ze ons bijna Belgen." Hoe dan ook, als keten koop je in één keer in voor het hele land, als dorpswinkel koop je in voor de mensen in de regio.
Iets anders wat de dorpse winkel onderscheidt van de stadse keten, is wellicht de relatieve rust van het dorp zelf. "Hier komt af en toe eens een winkel bij of er gaat er een weg", zegt Noor. In de stad is zoveel wat opeens kan veranderen. Er kan zo een concurrent uit de lucht komen vallen. Kijk naar de Primark die naar Eindhoven kwam. "Dat gaf de stad een boost", weet ze. Maar zelf zou er ze niet op zitten te wachten.
Wachten op verhuizing van Albert Heijn
Waar de zussen wel al jaren op wachten, is de verhuizing van Albert Heijn in hun dorp. Als die volgende zomer in hun straat de deuren opent, zitten ze mooi tussen twee supermarkten in. "De grootste bedreiging voor winkels als de onze is dat een dorp zich niet meer ontwikkelt", filosofeert Anne. "Als er geen woningen worden bijgebouwd, of bedrijven. Als het theater sluit. Dan vertrekken de jongeren en die komen nooit meer terug. Maar als een dorp zich ontwikkelt, blijft het altijd floreren."
Een goed gewortelde dorpswinkel is beter tegen de tijd bestand dan veel van de onpersoonlijke winkelketens die nu op omvallen staan, daarover zijn ze het eens. Maar... dan moet die wél blijven vernieuwen. Soms, als ze het land in gaan om inspiratie op te doen, belanden de zussen in een winkel met nog zo'n ouderwets systeemplafond. Het interieur is er van gisteren en de ondernemer oogt vermoeid. Dan kun je nog zo'n vertrouwd adres zijn, lang ga je het dan als dorpswinkel niet meer maken, daarvan zijn ze overtuigd. "Dat is echt een valkuil. Je moet je blijven vernieuwen. De klant wil een up-to-date winkel."
Winkelier Ton Verstappen kan gelukkig met weinig toe
Dingdong, zegt de deurbel. 'Een klant', zegt de Neerkantse winkelier Ton Verstappen. Da's werk aan de winkel voor het enige personeelslid van de zaak. Maar als de winkel weer leeg is, is er alle tijd voor een gesprek.
Het is toch best lastig hoor, peinst de 64-jarige ondernemer. "Toen corona kwam, verkochten we nog eventjes veel puzzels. Maar daarna werd het nul komma nul. We zijn dat toch niet meer helemaal te boven gekomen."
Speelgoed en huishoudelijke artikelen, daar staat zijn winkel aan de Dorpsstraat vol mee. Zijn overgrootmoeder begon de zaak in 1930, moeder Miet stond tot ver in de tachtig achter de toonbank. Sinds zij een paar jaar geleden stierf, bestiert zoon Ton de zaak in zijn eentje.
Waarschijnlijk is hij ook degene die de deur in het slot gaat laten vallen, voorziet hij al. "Het is een lastige branche, we hebben veel last van de Action, ALDI en Lidl." Zeker, zijn klanten zijn trouw. Maar... ze zijn ook op leeftijd en het worden er steeds minder. Terwijl jongeren de weg naar zijn winkel maar moeilijk weten te vinden. "Die kijken de hele dag op hun telefoon en ze bestellen alles op internet."
Heeft Verstappen zelf een webshop? Even blijft het stil, dan klinkt een klaterende lach. "Ik heb helemaal niks met internet." Nee, daar gaat hij niet meer aan beginnen. Een opvolger? "Neerkant is een klein dorp met 2200 inwoners. Wie wil dat nog gaan doen?"
Het winkelpand - met systeemplafond - is in eigendom, personeel dat uitbetaald moet worden, is er niet. "Het is voor mij geen halszaak om veel omzet te draaien, ik kom er toch wel", klinkt het berustend. Dan: "Maar zolang ik er plezier in heb, ga ik door."
'Lokale helden' in dorp én stad
"Ik noem ze lokale helden", zegt retaildeskundige Paul Moers over de dorpswinkel. Waarbij hij aantekent dat die eigenlijk óók in de stad kan zitten. Kern van de zaak: het zijn lokale ondernemers die donders goed weten wat er nodig is in hun winkelstraat, en die niet afhankelijk zijn van een hoofdkantoor.
Klopt, zegt hij, waar veel winkelketens worstelen, beschikken de lokale helden over 'veel overlevingspower'. "Ze hebben eigen panden en zijn dus niet afhankelijk van huurbazen. Vaak hebben ze een buffertje om door moeilijke tijden heen te komen en ze zijn bereid om even met minder genoegen te nemen."
Geen winkel kan eigenlijk meer zonder webshop, vindt hij. Dan loop je gewoon te veel omzet mis. Maar is die op orde, dan ziet hij de toekomst van de kleinere winkelier zonnig in. Webshopreuzen verliezen terrein, doordat ze noodgedwongen stoppen met het kostbare gratis retourneren van artikelen. "Dan wordt een echte winkel, waar je kunt rondstruinen en aan producten kunt voelen, vanzelf weer aantrekkelijker."
Ga gratis verder
Log in of registreer gratis op NU.nl en krijg toegang tot extra artikelen