Netherlands
This article was added by the user . TheWorldNews is not responsible for the content of the platform.

Wantrouwen dreigt de Haagse politiek over te nemen. Dus Rutte, waar ben je?

Het zijn dagen van argwaan als drijvende kracht, nationaal en internationaal, en overal grijpt hetzelfde verschijnsel om zich heen: argwaanpolitiek.

Politiek die niet de eigen plannen als vertrekpunt neemt maar kwade bedoelingen van anderen. Politiek die verdenkingen tot feit verheft.

Het was de mentaliteit waarmee Poetin een oorlog in het hart van Europa begon. Het Westen reageerde met sancties om hem economisch te breken, en nu voorzien Europese leiders dat de Russische president in reactie hongersnood als wapen zal inzetten.

Eerst argwaanpolitiek, dan gevechtsdoden, dan de hongerdood.

Het oogmerk en de impact zijn onvergelijkbaar, maar ook in Den Haag is openlijke argwaan een groeiend verschijnsel. Het was er altijd al, in elk politiek (en journalistiek) brein bestaat het, vooral als motivatie voor controle. Maar inmiddels wordt wantrouwen ook als feit van zelfstandige relevantie ingebracht. En niet alleen door partijen op de flanken, maar ook door politici in het hart van de macht.

De gevolgen ziet iedereen op zijn telefoon: virale filmpjes waarin Kamerdebatten ontaarden in beschuldigen en schelden. Gezichtsbepalende politici die Haags bederf aan de buitenwereld presenteren.

Neem de laatste anderhalve week. Vorige week donderdag: Kamerfracties die Mark Rutte de vernietiging van sms’jes verweten, waarna de premier de Kamer een voortdurend wantrouwen aanwreef.

Afgelopen dinsdag: een FVD-Kamerlid dat een directeur van het RIVM van corruptie beschuldigde, de Kamerleden Pieter Omtzigt (ex-CDA) en Martin Bosma (PVV) die vaststelden dat hij geen bewijs leverde, waarna de FVD’er, voordat hij werd afgehamerd, de beschuldiging zo vaak mogelijk herhaalde.

De methode van Trumps voormalig strateeg Steve Bannon – ‘flood the zone with shit’ – toegepast in de Tweede Kamer. Je kon ook zeggen: een Kamerlid met de mores van een juice channel.

Nu heeft argwaan altijd politieke potentie gehad, kijk maar naar twee invloedrijke tegenspelers van nu, Rutte en Omtzigt. Niet toevallig politici die al twintig jaar in Den Haag rondlopen.

Sommige oorzaken van wantrouwen kennen we al langer. Vooral „mensen met wind in de rug” vertrouwen politieke instituties, zoals het SCP vorig jaar schreef, terwijl burgers aan de verkeerde kant van ongelijkheid instituties vaker wantrouwen.

Hier zijn twee relatief nieuwe factoren bijgekomen. Tribalisme, versterkt door algoritmen, vergroot het verlangen bij kiezers dat hun partij foute bedoelingen van tegenstanders agendeert. En de overheid zelf, die met zwakke prestaties en verscherpte controles de argwaan van mensen voedt.

Welmoed Vlieger, ambtelijk secretaris van de Groep Omtzigt, schreef deze week dat het gekrompen vertrouwen in de politiek niet per se relevant is. „Het werkelijke probleem is het functioneren van de overheid (-) waarvan wantrouwen het gevolg is.” Dit falen, vaak bij uitvoeringsorganisaties, was de motor achter het onderzoekswerk van Omtzigt en Renske Leijten (SP) in de Toeslagenaffaire, waarover Rutte III ten val kwam.

Maar naast dat nobele spitwerk gebruikte Omtzigt ook argwaanpolitieke middelen. Rutte had altijd een dubbelzinnige omgang met openheid – daar ging het in deze rubriek geregeld over. En nadat de Kamer haar eigen Toeslagenonderzoek in 2020 publiceerde wees Omtzigt in vele interviews de ‘Rutte-doctrine’ als oorzaak aan.

Een doctrine die hij in talrijke interviews zelf definieerde. „Dat is de doctrine dat de regering bepaalt welke informatie wij [als Kamer] nodig hebben”, zei hij december 2020 bijvoorbeeld in Buitenhof.

Maar in het Toeslagenrapport stond die definitie niet. In zijn verhoor was Rutte naar een ambtelijk sms’je met dit begrip gevraagd, en in het rapport werd de ‘doctrine’ terloops gekoppeld aan een wettelijke bepaling van veertig jaar oud. Dus Omtzigt linkte een leerstuk aan de premier op basis van zijn persoonlijke definitie, niet op basis van het rapport. Toch namen media en politici zijn definitie van deze ‘doctrine’ eindeloos over.

En het cynische is: Rutte, die in 2010 premier werd mede omdat hij in 2009 een motie van wantrouwen tegen Balkenende IV indiende, deed vorige week in de Kamer in feite hetzelfde.

Op zichzelf klopt het dat het wantrouwen in de Kamer het laatste jaar tot in het onredelijke toenam, ook dat schetste ik hier eerder. Maar dit wil natuurlijk niet zeggen dat alle kritiek op de premier het product is van alleen dit wantrouwen. Ergo: ook Ruttes klacht over de Kamer was gebaseerd op zijn eigen opvatting over andermans gedrag. Niet op feiten.

In de week van weer zo’n beschieting in een schoolklas deed het erg denken aan het debat in de VS over wapenbezit. Altijd verdachte bedoelingen van anderen vooropstellen. Zij willen jouw wapens afpakken. Etc.

En de vraag is: hoe voorkom je dat deze argwaan ook hier debatten gaat domineren?

Om te beginnen: ja, de Kamer draagt medeverantwoordelijkheid. Vooral het spoeddebat is debatkitsch geworden. Het idee is dialoog en controle. De werkelijkheid: twijfel zaaien (‘zullen we schorsen zodat de minister de feiten op een rijtje kan zetten?’), conflict zoeken (‘ik eis dat u dit terugneemt’; gebeurt nooit) en zelfpromotie (‘voorzitter, persoonlijk feit’).

Het gevolg: amper controle, amper dialoog, twijfel die voortleeft. Een argwaanshow. En een Kamer die haar controlerende taak serieus neemt zou zich kunnen afvragen: maar wat is nou ons doel?

Ook is er de overheid zelf. Die is overvraagd, overbelast en uitgeput. Een ambtenaar zei eerder dit jaar: de overheid heeft een burnout.

Elke onverwachte inspanning geeft ongelukken. Tijdens corona zagen we het in de zorg, nu blijft het onderwijs tobben met tekorten, toeslagenouders moeten nog steeds wachten, de politie kan het niet aan, de Belastingdienst doet jaren over een btw-aanpassing, de asielopvang is in crisis, de overheids-NV Schiphol wordt al weken overvallen door extra reizigers, etc.

Een ideaal moment voor Rutte IV om het gesprek over een Hersteloperatie Rijksoverheid te beginnen met gezichtsbepalende leden van de oppositie – Klaver, Ouwehand, Omtzigt, Eerdmans, etc.

Want wat je politieke kleur ook is: elke politicus zal op een dag te maken krijgen met de ondermaatse slagkracht van de overheid. Dus zij hebben er, net als het land, ook zelf belang bij dat dit elementaire probleem op waarde wordt geschat en aangepakt.

Dan is er de premier zelf. Het was natuurlijk aantrekkelijk het probleem vorige week bij anderen te leggen, maar uiteindelijk staat hij centraal in dit vertrouwensvraagstuk. Hij bleef in 2021 premierskandidaat nadat de Kamer 1 april een motie van afkeuring tegen hem aannam. Hij kreeg de coalitie die hij wilde; een coalitie zonder meerderheid in de senaat.

Dus logica had het niet dat hij vorige week in de Kamer dezelfde oppositie aanviel die hij in het najaar nodig heeft om de begrotingen door de Eerste Kamer te krijgen.

Het accentueert vooral dat Rutte onzichtbaar is als de bruggenbouwer die hij in de campagne beloofde te zijn. En dat hij persoonlijk op zoek moet naar een gedeeld belang met de oppositie. Het bekende argument daartegen (‘maar de oppositie wil niet’) kan op zich kloppen. Maar dan is de vraag of Mark Rutte nog wel de geschikte leider van dit minderheidskabinet is.

Argwaanpolitiek kun je altijd beantwoorden met méér argwaanpolitiek. Maar je bestrijdt het pas met prestaties. Met een kabinet, en vooral een premier, die het risico aandurven boven de argwaan van anderen te gaan staan.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 28 mei 2022