Hé een rechte lijn in het landschap, oh nee: koeien. Dat denk je best vaak als je wat later in de middag over het boerenland rijdt. Koeien die achter elkaar lopen vormen met hun ruggengraten een rechte streep, dat is een leuk gezicht. Er is wel meer dat je onwillekeurig doet glimlachen: dat ene schaap dat met een eigenwijs gezicht in de schaduw van een kar is ligt te herkauwen en de andere in de zon laat grazen. Twiedeledie, ik lig hier lekker. Of ze zijn allemaal achter elkaar aan twee kanten van een balk neergeploft, in plaats van ergens in het enorme weiland – houden schapen van beschutting, begrenzing, een object? Zo te zien wel. Het is nog maar net augustus maar er is hier en daar alweer graan geoogst, velden vol gouden stoppels naast de doffere kleur van de rijpe tarwe die soms in de zon naar brood ruikt – heerlijk.
Ja het boerenland. Aan bijna elke boerderij hangt de vlag omgekeerd en overal staan ingepakte hooibalen met boze gezichtjes erop, in de weilanden de kwaje maar ook wel humoristische borden met ‘Te Koop, Van der Wals makelaardij’.
Laatst reed ik stapvoets door dikke rookwolken, een andere keer na een uur file langs hopen mest op het wegdek; dat veroorzaakte niet zo veel geglimlach.
Soms doe ik het ook, praten over ‘de boeren’. Maar als ik langs al die verschillende, vaak niet eens zo grote boerenbedrijven fiets, waar kinderen op een erf klooien, waar kuilgras ligt opgeslagen en koeien op hun matrassen liggen, denk ik niet: ‘ze moeten niet zeuren’. Vooral de bordjes met alleen maar ‘Help!’ erop weten doel te treffen. Beter dan de stomme rijmpjes waarin ‘malloten’ op ‘naar de klote’ rijmt, of waarin over ‘stikstof
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89104295-abb5bc.jpg|https://images.nrc.nl/Mik95CKu_lvCRd79evNAvhs3m_U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data89104295-abb5bc.jpg)
Sommige boerenbedrijven hebben weinig te maken met wat voor glimlachende werkelijkheid dan ook. Stallen met meer dan 600 koeien of varkensboeren met meer dan 3000 dieren voornamelijk voor de export – wat heeft dat te maken met de kreet ‘geen boer, geen voer’? Alleen maar als je 35 soorten zuiveltoetjes of goedkope Parmaham als een eerste levensbehoefte wilt beschouwen. Zulke bedrijven zijn industrieën gevestigd op het platteland, met een hoge uitstoot, veel stank- en lawaai-overlast en een hoge milieubelasting. Die zouden best mogen verdwijnen – die hadden al lang ontmoedigd en ingeperkt moeten worden natuurlijk. De boeren die zo werken weten zelf ook heus wel dat ze voor het milieu en het klimaat niet bepaald veel goeds doen.
Maar de aardige vrouw die ook op pilates zit, de opgeruimde man die vrijwilligerswerk doet bij de kerk, het gepensioneerde echtpaar dat de boerderij heeft overgedragen aan hun dochter – dat zijn niet ‘de boeren’. Dat zijn gewoon mensen die hun werk doen, die best willen meebewegen, die niet ’s nachts met asbest slepen, noch met hun tank een gemeentehuis bestormen. Mensen die zich ineens bedreigd voelen in hun bestaan.
Moeten er dan maar geen maatregelen genomen worden? Ja, dat wel. Dus die lui die mensen bedreigingen sturen en de boel in de fik steken zijn in zekere zin een uitkomst, daar kun je gewoon een hekel aan hebben. En boeren die kunstmest en bestrijdingsmiddelen sproeiend over het land rijden, die hun zoon op de trekker door het dorp laten racen, die de akker tot op de laatste centimeter beplanten zonder enige wijkplaats voor een vogel of een bij, die gun ik geen ramp, maar een toontje lager zingen mag wel.
Nu nog iets bedenken voor al degenen die mij met hun werk doen glimlachen.