Wat is dat toch met Nederlandse bestuursvoorzitters die pleiten voor minder concurrentie? Vier jaar geleden schoten prominenten uit het bedrijfsleven in de stress door de dreigende overnames van Unilever en AkzoNobel door buitenlandse bedrijven. Ze klopten aan bij het kabinet: er moest bescherming en bedenktijd bij overnames komen! Een pleidooi met een wrange bijsmaak, aangezien Nederlandse multinationals toen al decennia lang overal ter wereld bedrijven hadden opgekocht. Het recht van de sterkste is alleen leuk als je zelf de sterkste bent.
Nu pleit Philips-bestuursvoorzitter Frans van Houten voor het kweken van Europese kampioenen: bedrijven die wereldmarkten domineren, maar nu volgens hem helaas worden gehinderd door de strenge mededingingsregels van de Europese Unie. Van Houten betoogde dat maandag in een lezing van Elsevier.
Daarin analyseerde hij de concurrentiekracht van Nederland en waarschuwde hij dat we dreigen uit de wereldtop te vallen als we bijvoorbeeld het onderwijs niet verbeteren en niet investeren in het opzetten van nieuwe innovatieve regio’s à la die in Eindhoven rond Philips en ASML. Een rode draad in Van Houtens betoog: hoe boksen we op tegen de Verenigde Staten en China? „Deze twee economische machtsblokken domineren wereldwijd complete bedrijfstakken. Denk aan e-commerce, socialemediakanalen, de chipindustrie, batterijen, zonnepanelen, schaarse grondstoffen, ga zo maar door.”
Europese kampioenen toestaan: het idee van Van Houten klinkt goed, maar dat is het niet
Laten we de VS en China volgen, betoogt Van Houten: daar is industriebeleid gericht op „kracht, macht en eigenbelang”. Terwijl in Europa „marktmacht en Europese kampioenen omstreden begrippen zijn”. Een handicap, volgens Van Houten. Kijk bij het toestaan van fusies dus niet naar hoe groot Europese bedrijven zijn binnen Europa, maar op de wereldmarkt.
Dit betoog klinkt op het eerste oor wellicht goed, maar dat is het niet. Het is moeilijk te bewijzen dat de besluiten van de Europese Commissie het ontstaan van Europese wereldleiders hinderen, analyseerde denktank Bruegel. Toen de Europese Commissie in 2019 de fusie verbood tussen de Franse en Duitse treinenbouwers Alstom en Siemens, klaagden de Franse en Duitse regering hardop. De Commissie zou alleen naar Europa kijken en zo China in de kaart spelen. Maar de Commissie onderbouwde dat er een moloch ontstond die consumenten en bedrijven in Europa zou benadelen. De Chinese concurrent was in Europa nauwelijks te bekennen.
Nou is het volkomen logisch om scherp na te denken over de dominantie van Amerikaanse techbedrijven en Chinese staatsbedrijven in Europa. De Europese Centrale Bank waarschuwde bijvoorbeeld dat Europese banken leunen op technologie van Amerikaanse bedrijven die hier een goudmijn aan data kunnen ophalen. Europa hoeft zijn openheid niet te laten misbruiken. De EU kan blokkades opwerpen en zelf innovatie, kennis en technologie stimuleren.
Maar dat is iets anders dan kampioenen creëren die hier markten domineren. Je concurrentiekracht vergroten door concurrentie uit te schakelen is geen sterk verhaal. Mededingingsbeleid is bedacht om concurrenten en consumenten te beschermen: dat weggooien is een groot verlies. Alsof de VS louter staan te juichen bij de macht van hun eigen techbedrijven. Daar loopt al jaren een discussie over het wel of niet opbreken van deze bedrijven. Dit is het tijdperk van de grote bedrijven: die hebben geen fluwelen handschoentjes nodig, maar een kritische blik.
Marike Stellinga is econoom en politiek verslaggever. Ze schrijft elke week op deze plek over politiek en economie.