Omdat Het Virus na ons laatste gesprek niets meer van zich had laten horen, besloot ik hem zelf maar even te bellen. Op mijn lijstje met geheime nummers staat hij onder Baudet (tijdelijk onbereikbaar), Maradona (voorgoed onbereikbaar), Trump en Rutte, maar dat komt door de alfabetische volgorde.
„Waar zit je nu?” vroeg ik, want ik hoorde op de achtergrond veel geroezemoes van stemmen.
„Voor het eerst van mijn leven in de Rotterdamse Koopgoot. Het is er heerlijk druk, dus ik heb werk genoeg, al schijnt burgemeester Aboutaleb het hier te willen afsluiten. Dan ga ik meteen door naar Amsterdam, de Kalverstraat, waar ze eenrichtingsverkeer hebben ingesteld vanwege de drukte. Geweldig toch? Wat wil ik nog meer?”
„Dus het blijft voor jou genieten?”
„Natuurlijk, joh. Ik kom net uit de Verenigde Staten. Wat daar allemaal aan de hand is – ongelofelijk. Elke week een miljoen besmettingen erbij, tegen maart 2021 mogelijk in totaal een half miljoen doden, en intussen maakten in de week van Thanksgiving Day zes miljoen Amerikanen doodgemoedereerd een vliegreisje, alle waarschuwingen van deskundigen ten spijt! Nee, ik verzin niks, ik citeer nu The New York Times!”
Ik wees hem fijntjes op de verkiezingsnederlaag van Trump. Dat moest hem toch vies zijn tegengevallen? Er komt nu immers een president die Het Virus wél hard wil aanpakken.
„Ach, you win some, you lose some”, zei hij laconiek. „Ik had het liever anders gezien, maar voordat Biden de zaak daar op orde heeft, zijn we maanden verder. Wel jammer trouwens dat Trump zo snel genezen was, ik had hem liever een weekje op de intensive care gezien met zijn grote bek. Hij deed nu alsof ik nooit iets had voorgesteld. Maar ik heb hem toch nog kunnen afstraffen.” Hij lachte geheimzinnig.
„Hoe dan?”
„Ik was van plan ook Biden te grazen te nemen, maar ik heb hem bewust met rust gelaten om Trump te pesten.”
„Krijg je straks geen last van het vaccin?” vroeg ik. „Het komt vermoedelijk sneller dan verwacht.”
„We zullen zien”, zei hij. „Ik zal alles doen wat ik kan om de mensen tegen het vaccin op te zetten. Er zijn vast wel politici en media die me willen helpen.”
In dat verband vroeg ik hem of de recente ontwikkelingen in de Nederlandse politiek – vooral rond Forum voor Democratie – hem nog parten kunnen spelen.
„In zekere zin wel”, gaf hij enigszins onwillig toe. „Ik ben niet blij met die afgang van Baudet en zijn kornuiten, Cliteur incluis. De manier waarop zij mij als virus relativeerden, was nogal beledigend, maar speelde mij tegelijkertijd ook in de kaart: zij zaaiden daarmee grote verdeeldheid onder het volk. En kijk hoe het volk zich nu gedraagt, ik zie het niet alleen hier in de Koopgoot, maar overal waar ik kom. De mensen zijn de maatregelen zat! Ze willen weer naar de kroeg, de winkels en het voetbalstadion. Ze willen onbelemmerd Sinterklaas en straks Kerstmis vieren. Geen vervelend gedoe met mondkapjes en met anderhalve meter afstand. Ze willen leven!”
„Tot eventueel de dood erop volgt”, zei ik, cynischer dan ik me had voorgenomen.
„Laat dat maar aan mij over”, grinnikte hij. Toen verbrak hij, zonder te groeten, de verbinding.