Netherlands
This article was added by the user . TheWorldNews is not responsible for the content of the platform.

Een bescheiden, dienend woord

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Het woordje ‘er’ heeft een imagoprobleem. Vooral onder journalisten en mensen die Nederlands leren als tweede taal. Dat laatste is volkomen begrijpelijk. Er is vaak nauwelijks chocola van te maken. Waarom moet je zeggen, ‘er is iets ergs gebeurd’, en niet, ‘iets ergs is gebeurd’? Waarom zeg je over je kinderen: ‘ik heb er vijf’, en niet ‘ik heb vijf?’ Wat betekent het woord überhaupt in die zinnen? Voor tweedetalers die het woord vermijden is mildheid en mededogen op zijn plaats.

Bij journalisten ligt het ingewikkelder. Het is waar dat het woord ‘er’ vaak gebruikt wordt in een passieve vorm die niet past bij goede journalistiek. ‘Er wordt gezegd...’ Door wie? ‘Er vallen doden’ – wie doodt, waar? Terecht dat eindredacteuren hier ingrijpen.

Maar er zijn mensen die vinden dat ‘er’ in geschreven taal zo veel mogelijk vermeden moet worden. En die mensen mogen niet te veel macht krijgen. ‘Er’ is een van de mooiste, meest complexe woorden van onze taal. Het is een bescheiden, dienend woord dat niet op de voorgrond treedt. Het wordt vaak weggemoffeld in het spreken. Maar het verdient onze minachting niet.

Vergelijk de zin: ‘Politici zijn corrupt.’ met ‘Er zijn corrupte politici.’ Zeker voor een journalist een verschil tussen dag en nacht. Allemaal dankzij ‘er’. Kan je dan niet gewoon zeggen, ‘corrupte politici bestaan’? Dat kan, maar dan word je gedwongen de corrupte politici meteen aan het begin van de zin te zetten. En aangezien in het Nederlands de nadruk vaak op het eind van de zin ligt, wil je dat soms niet.

Ander voorbeeld. Neem de klassieker: ‘Er staat een paard in de gang.’ Stel dat je daar ‘er’ uit wil slopen. Eerste optie: ‘Een paard staat in de gang.’ Dat klinkt als een stelregel. Een paard staat in de gang, een koe staat in de wei, een vrouw staat in de keuken. Daar wil je niet heen. De andere mogelijkheid is: ‘In de gang staat een paard.’ In principe een prima, rechttoe-rechtaan zin, maar je wil die geweldige clou, ‘in de gang’, natuurlijk het liefst tot aan het eind van de zin bewaren.

En dat is het mooie aan ‘er’, het geeft ons de mogelijkheid te spelen met de woordvolgorde. Het Nederlands heeft bij gebrek aan naamvallen een moordend dwingende woordvolgorde. Zonder het woordje ‘er’ waren we met handen en voeten gebonden. ‘Een man loopt over straat’ of ‘over straat loopt een man’, dat zijn dan de enige twee smaken. Horror. Nu is er de lieflijke afwisseling van ‘Er loopt een man over straat’ en zelfs, ‘Er loopt over straat een man’. Toch een miniem verschil in waar je aandacht op vestigt.

‘Er’ aan het begin van zo’n zin, geeft de toehoorder bovendien de mogelijkheid op z’n gemakje de zin in te glijden. Je wordt niet meteen gebombardeerd met informatie, maar kan er aan wennen dat er tegen je gepraat wordt. Je krijgt een kwart seconde respijt om te beginnen met opletten. Mag dat nog in onze oververhitte, op efficiëntie gerichte kapitalistische samenleving? Het is geen verrassing dat juist een Nederlandse econoom trots een boek schreef zonder het woordje ‘er’. Als je er even bij stilstaat, past ‘er’ haast als de slow food-beweging in een ideaal van ‘trage taal’. Doe er je voordeel mee.