Netherlands
This article was added by the user . TheWorldNews is not responsible for the content of the platform.

De miljarden voor Kiev staan klaar. Maar, wat dan?

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Financiële hulp De schade in Oekraïne is enorm en financiële hulp komt op gang. Hoe voorkom je dat al dat geld een chaos veroorzaakt?

Van welke oorlog is de schade ooit live bijgehouden? In het tijdperk van smartphones, internet en satellietverbindingen voor de massa lukt dat de Oekraïners kennelijk. De miserabele oogst van vernielde, beschadigde of geplunderde goederen en gebouwen is inmiddels enorm.

De optelsom volgens de jongste stand – die van 11 mei – maakt de oorlog en zijn vernielingen extra tastbaar. 23.800 kilometer aan wegen, 208 fabrieken, 580 ziekenhuizen en klinieken. Twaalf burgervliegvelden en twaalf militaire. 992 scholen en 562 kleuterscholen. 89.500 auto’s, 295 bruggen en andere overgangen, 83 overheidsgebouwen. 152 culturele instellingen, 27 olie-opslagplaatsen en nog veel meer. Bovenaan de lijst: ruim 35 miljoen vierkante meter aan vernield of beschadigd woonoppervlak – huizen en appartementen.

De Kyiv School of Economics (KSE) houdt het allemaal, zo goed en kwaad als dat kan, bij en komt op een schade aan deze infrastructuur van 94,3 miljard dollar. Nu is de KSE partij in de oorlog, maar de Wereldbank kwam half april op 60 miljard aan schade, wat redelijk consistent is met de 94,3 miljard van de Oekraïense economen een maand later.

Dit is alleen de infrastructuur. De totale schade is veel groter: investeringen die uitblijven, arbeidskrachten die zijn gevlucht, de kosten van oorlogvoeren, sociale uitgaven en nog veel meer. En, niet in de laatste plaats, de enorm gekrompen welvaart.

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), ook bekend als de Oost-Europabank, schatte deze week voorafgaand aan zijn jaarvergadering dat de Oekraïense economie dit jaar met 30 procent krimpt. Deze prognose, evenals die dat de economie volgend jaar met 25 procent opveert, is uiteraard sterk afhankelijk van het verloop en de duur van de oorlog. En zelfs als beide cijfers bewaarheid worden, is de Oekraïense economie eind volgend jaar een achtste kleiner dan vóór de oorlog – nog afgezien van de gemiste economische groei die zonder oorlog in beide jaren zou hebben plaatsgevonden.

De totale schade wordt nu berekend op 500 miljard tot 600 miljard dollar. En intussen blijft de staatskas bloeden. Per maand is er een begrotingstekort van 5 miljard dollar, op een economie die dit jaar vermoedelijk nog maar zo’n 140 miljard dollar groot is – een zesde van de Nederlandse.

Het zijn allemaal bedragen die Oekraïne onmogelijk zelf kan opbrengen. Zeker nu de economie uit het lood geslagen is. Caspar Veldkamp, bewindvoerder bij de EBRD, wijst erop dat zo’n 60 procent van de economische activiteit normaal uit het gebied komt waar de oorlog tot nu toe plaatsvond. In het zuidoosten is niet alleen het hart van de industriële activiteit (de inmiddels verwoeste staalfabriek in Marioepol, bijvoorbeeld), ook veel landbouw komt er vandaan. De regio’s waar nu gevochten wordt, produceren 36 procent van de tarwe, 38 procent van de zonnebloempitten, 28 procent van de maïs en 20 procent van de soja.

Veldkamp onderstreept dan ook dat er naast een militaire ook een economische inspanning is in de oorlog. De inmiddels toegezegde steun aan Oekraïne is lastig te inventariseren: er zijn bilaterale bedragen die moeilijk uit te splitsen zijn in een humanitaire, economische en militaire component – en de opvang van vluchtelingen. Deze week keurde het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden 40 miljard dollar steun voor Oekraïne goed – en de verwachting is dat de Senaat er volgende week zijn handtekening onder zet. Maar de helft daarvan is militaire steun, en 5 miljard gaat naar hulp voor andere landen die lijden onder de hoge voedselprijzen door de oorlog.

Bij de grote internationale organisaties is het iets overzichtelijker een inventaris te maken van nieuw geld dat naar directe steun en wederopbouwsteun van Oekraïne gaat. De Wereldbank maakt de komende maanden 3 miljard dollar vrij, waarvan 1 miljard al een bestemming heeft. Het Internationaal Monetair Fonds is goed voor 1,4 miljard dollar en noopt zijn rijke leden om de vorig jaar vergrote kredietruimte die zij bij het IMF hebben over te dragen aan Oekraïne. De EBRD heeft een programma van 1 miljard euro, en als het bestrijden van de nevenschade in de landen om Oekraïne heen wordt meegerekend, 2 miljard. De EU komt op 1,5 miljard euro.

Hoe zich dit allemaal dan weer verhoudt tot de 24 miljard dollar die de zeven grootste industrielanden, de G7, hebben toegezegd, is even mistig als het verloop van de oorlog. En niet iedereen zit politiek op één lijn. Toen woensdag Rusland en Wit-Rusland tijdens de EBRD-vergadering het woord kregen, stroomde de zaal uit protest vrijwel leeg. Duitsland bleef zitten.

Lees ook: Pluk de Russen kaal om de wederopbouw in Oekraïne te betalen, klinkt steeds vaker in de EU

Vaststaat wel dat een groot deel van de hulp bij de dagelijkse uitgaven van Oekraïne én de wederopbouw die later moet plaatsvinden, in de vorm van giften moet komen. Het land opzadelen met schuld is, gezien de bedragen, zinloos: als het inderdaad 600 miljard gaat kosten, is dat vergelijkbaar met ruim vier maal het huidige Oekraïense bruto binnenlands product.

Belangrijk wordt ook hoe al die hulp wordt besteed. Oekraïne mag zich dan nu verheugen in de sympathie van het Westen, het stond ook bekend als een land met een ondoorzichtig bestuur, veel corruptie en de macht van oligarchen – want die heeft Oekraïne óók, net als Rusland.

Volgens Caspar Veldkamp van de EBRD wordt het de vraag in hoeverre Oekraïne straks kan worden getransformeerd in een moderne economie, die minder energie-intensief is, minder vervuilend, aantrekkelijk voor de jonge generaties en met minder invloed van de oligarchen. „Het bestuur functioneert nu, in oorlogstijd, beter dan daarvoor.”

Veldkamp pleit ervoor eerst economische stabiliteit te brengen, bedrijven weer te laten functioneren, de kredietverlening op gang te brengen en de wederopbouw goed in de steigers te zetten, zonder corruptie. „En dan opruimen en opbouwen.”

Het is in die zin wellicht beter om, zoals de EBRD al pleegt te doen, steun niet zozeer te laten verlopen via de centrale overheid, maar via bedrijven. Nederland zou, oppert Veldkamp, een Oekraïense stad kunnen adopteren, of zich concentreren op een sector zoals de landbouw.

Bovenal komt er behoefte aan coördinatie. Als elk land en elke organisatie zijn eigen projecten begint, dreigt chaos en verspilling. Sommige Afrikaanse landen zijn een substantieel deel van hun overheidscapaciteit kwijt aan het bedienen van donorlanden, internationale organisaties en hulporganisaties met hun eisen en accenten – en alle hoogwaardigheidsbekleders, directeuren en coördinatoren die zelf komen invliegen om waar te nemen of het allemaal wel goed gaat.

Tijd voor een internationaal agentschap dat straks alles gaat coördineren? De roep daarom zwelt aan, merkt Veldkamp. Eenvoudig wordt het niet.