Netherlands
This article was added by the user . TheWorldNews is not responsible for the content of the platform.

Als de politiek zich terugtrekt en daar managerslogica voor in de plaats komt

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Het was zo’n week waarin je dacht: maar waar is het verband met politieke idealen, ideologieën, wereldbeelden?

Politici van bijna alle gezindten pleiten al jaren voor ‘terugkeer’ van een sterke overheid. Dit suggereert dat de overheid jaren zwak was, en op zich klopt het dat de staat eind vorige eeuw vele uitvoerende instanties (financieel) op eigen benen zette. Van de woningcorporaties tot en met ProRail.

Managementdenken dat ‘scheiding van beleid en uitvoering’ werd genoemd. Politieke debatten gingen hierna vooral over maatregelen, zelden over mensen, want mensen waren individuele gevallen en aan individuele gevallen deed de politiek niet meer. Die waren voor ‘de uitvoering’.

Het verklaart waarom de Toeslagenaffaire en de zaak van de uit huis geplaatste kinderen voor veel politici zo lang onzichtbaar bleven.

Alleen: deze schandalen passen misschien bij het beeld van een terugtredende politiek – maar niet bij dat van een terugtredende overheid. Uitvoerende overheidsdiensten traden helemaal niet terug: zij werden juist sterker, assertiever, soms agressiever.

En genoeg aanwijzingen dat we nog lang niet alles weten: de Raad voor de Rechtspraak publiceerde deze week elf ‘buikpijndossiers’ die gevaarlijke gelijkenissen met de Toeslagenaffaire vertonen.

Van twee daarvan zocht ik de beleidsgeschiedenis terug, en het gaf me beter inzicht in het verband tussen terugtredende politici en het oprukkende managementdenken.

Een bekende vergissing over Den Haag is dat discussies er een begin en een eind zouden hebben. Zo gaat het niet: zodra een jarenlange discussie is beëindigd met besluitvorming, begint de discussie vrijwel altijd opnieuw – meestal met nieuwe politici.

Je komt dit ook tegen in de zaak van de zorgboetes, een van de kwesties die de Raad van de Rechtspraak als ‘buikpijndossier’ opvoerde.

Wat is het geval: de politiek besloot zo’n tien jaar terug dat mensen die hun zorgpremie niet betalen harder worden aangepakt. De uitvoering deed het Centraal Administratiekantoor (CAK), een anonieme bureaucratische reus die jaarlijks voor zo’n 25 miljard euro zorgregelingen uitvoert. Bij dit CAK waren ze eind vorig jaar content over het resultaat: de wanbetalers daalden „met 31,5 procent in vijf jaar”.

Maar de Raad voor de Rechtspraak vreest het ergste. Wanbetalers krijgen „een boetepremie”, waardoor hun „problemen slechts oplopen”. Daar komen „torenhoge proces- en beslagkosten” bovenop, en rechtszaken hierover worden „veelvuldig bij verstek afgedaan”, waardoor rechters vermoeden dat ze „veel schrijnende situaties niet zien”.

Hoe kan dit? Na de introductie van de particuliere zorgverzekering in 2006 beloofde toenmalig VVD-minister Hans Hoogervorst (Zorg) dat wanbetalers hun polis nooit zouden verliezen; de overheid zou bijpassen. Zijn opvolger Ab Klink (CDA) werd iets strenger: hij ging vanaf 2009 verschuldigde premie inhouden op het loon of de uitkering van wanbetalers. Dit was achteraf dezelfde periode waarin de Toeslagenaffaire begon.

In 2011 ging Klinks opvolger Edith Schippers (VVD) verder. Zij vroeg advies van Berenschot, dat de wanbetalers (net als later toeslagenouders) omtoverde tot managementprobleem. Het adviesbureau stelde een ‘business case’ voor waarin het voor zorgverzekeraars profijtelijk werd te voorkomen dat mensen wanbetaler werden. Ook wilde Schippers in 2013 een boete voor wanbetalers bovenop de niet-betaalde zorgpremie.

In Kamerdebatten hierover, in 2014 en 2015, was de SP (woordvoerders Henk van Gerven en Renske Leijten) de voornaamste opponent. De PVV klaagde via toenmalig Kamerlid Reinette Klever – nu commentator bij Ongehoord Nederland – dat door wanbetalers een gat van 1 miljard euro ontstond „waar de mensen die wel netjes premie betalen voor opdraaien”.

De Kamer steunde Schippers, die de boete op niet-betaling ook in 2017 nog verdedigde. „Iemand die schulden heeft moet een prikkel hebben om mee te werken”, zei ze, zodat de dynamiek uit de Toeslagenaffaire ook in dit dossier intact bleef: mensen met schulden opzadelen met hogere schulden.

Het was achteraf het laatste afzonderlijke debat hierover: de managementlogica had het definitief van de realiteit gewonnen.

Maar niet alleen mensen met een laag inkomen lijden onder onbezonnen overheidsingrijpen.

De Raad voor de Rechtspraak wees deze week ook op door corona getroffen ondernemers. Zij maakten vaak eerst hun eigen vermogen op, waarna ze hun bedrijf moesten stoppen „om faillissement te voorkomen”. Maar omdat ze dan een „transitievergoeding” verschuldigd waren aan werknemers die ze wilden ontslaan – en dat geld niet meer hadden – bracht de overheid ze in een positie waarin „geen uitweg” mogelijk is, aldus de Raad voor de Rechtspraak.

De transitievergoeding, afkomstig uit het sociaal akkoord van 2013, begon met de beste bedoelingen: de maatregel verving voor werkgevers de (hogere) ontslagvergoeding en gaf werknemers extra geld voor omscholing, zei toenmalig minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken, PvdA).

Toch zagen (toenmalige) Kamerleden als Pieter Heerma (CDA) en Carola Schouten (CU) al in 2015 dat de regeling tot een impasse kon leiden voor een bedrijf in problemen. In 2019 vroeg toenmalig Kamerlid Gijs van Dijk (PvdA) of Asschers opvolger Wouter Koolmees (D66) had „gezocht naar een oplossing voor die kleine mkb’er met vier mensen, mocht er een probleem zijn in de arbeidsrelatie met werknemers”.

Tijdens corona agendeerde MKB Nederland dit voortdurend. „Als je door die vergoeding niet kunt stoppen, trek je als ondernemer de lus om je eigen nek steeds strakker”, zei voorzitter Jacco Vonhof. Maar november 2020 schreef Koolmees dat hij geen oplossing zag. Daar bleef het bij – tot de Raad voor de Rechtspraak deze week alsnog alarm sloeg.

En wat me bij het teruglezen van de stukken hierover opnieuw opviel: ook dit was beleid gebaseerd op een managementbenadering, die de regeling zelf een hoger belang toekent dan het individu dat onbedoeld door de regeling wordt benadeeld.

Dat is niet altijd zo geweest. Toevallig bekeek ik laatst, na de heropening van het abortusdebat in de VS, de totstandkoming van de Nederlandse abortuswet. Een hoogoplopend debat tussen 1970 en 1980 waarin de vier invloedrijkste stromingen toen – CDA, PvdA, VVD, D66 – ideologisch tegenover elkaar stonden over vrouwenrechten.

Het begon met de PvdA die abortus wilde legaliseren. Daarna probeerden VVD, D66 en PvdA het vergeefs samen. Het CDA verzette zich via zijn nieuwe leider Dries van Agt vurig, waarop in 1980 onder Van Agts eerste kabinet – een samenwerking van CDA en VVD – de legalisering alsnog tot stand kwam.

Een compromis met voor alle partijen nadelen. Maar feit is dat deze wetgeving de abortusdiscussie daarna veertig jaar pacificeerde, waarin de invloedrijkste ideologische opponent van weleer, het CDA, uiteindelijk in het pro-kamp terechtkwam.

De maatschappelijke beladenheid van abortus was destijds natuurlijk veel groter dan die van ontslagvergoedingen of wanbetalersboetes nu, maar dat is niet het enige verschil.

Het verschil is ook dat het abortusdebat door middenpartijen – die toen ook om beurten met elkaar regeerden – niettemin in alle ideologische scherpte werd gevoerd. Dezelfde middenpartijen die nu vooral in managementtaal debatteren.

En dat is niet zomaar een verschil: dat is het verschil tussen politiek die de eigen functie begrijpt, en politiek die de eigen functie ergens onderweg kwijt is geraakt.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 14 mei 2022